‘Woorden stromen over mij’ nu gepubliceerd

De beste teksten uit Wintertuins Schrijfwerkplaats Maastricht en Venlo

Veertien mensen die Nederlands leren kwamen acht weken lang samen in de Schrijfwerkplaats Maastricht en de Schrijfwerkplaats Venlo. Ahmed Jundi, Ekaterina Selezneva, Emine Ünal, Milena Dahl, Monif Mutahar Al Darwish, Nurhidayatuloh, Raeesah Nawaz, Yeser Shehada, Alexandra Shishkova, Erich Schitter, Faeza Mato, Feras El Sheakh, Luzia Eder en Luzina Mato schreven en herschreven hun verhalen, gedichten en columns onder begeleiding van Lana Nasser (in Venlo) en mijzelf (in Maastricht).

De beste teksten zijn samengebracht in de bundel Woorden stromen over mij. Persoonlijke geschiedenissen en verzonnen werelden: de schrijvers laten je in dit boekje plekken zien die belangrijk voor hen zijn. Ze heten je daar welkom. Graag deel ik hier het voorwoord dat ik voor deze bundel schreef.

Voorwoord

“Hoe is het om je beste gereedschap te verliezen? Als schrijver, dichter of journalist is je instrument je taal. Wat als je je opeens, gekozen, maar meestal door omstandigheden gedwongen, bevindt in een land waar niemand jouw taal begrijpt? Wat als je een nieuwe taal moet leren en je je niet langer vanzelfsprekend kan beroepen op je rijke woordenschat, scherpe taalvondsten, je gevoel voor semantiek, nuance en humor, zoals je kon in je moedertaal? Hoe breng je jouw boodschap over als je voor de rijkdom aan beelden in je hoofd en gevoelens in je hart de woorden nog niet kent? 

Emine raakt met beide wijsvingers de zijkanten van haar neus aan. ‘Als je iemand mist, voel je het hier,’ zegt ze. Ze vraagt zich af of de uitdrukking die daarvoor in het Turks wordt gebruikt, wel vertaald kan worden, of ze niet ‘maar gewoon’ een Nederlandse uitdrukking moet gebruiken voor het gevoel van missen.

Ik wrijf ook over de zijkanten van mijn neusbrug. ‘Ik voel wat je bedoelt,’ zeg ik. ‘Laten we het erin houden.’ Dit is taalverrijking, denk ik, maar hoe gaan we het vertalen? ‘Neusvleugels,’ stel ik voor. Een mooi, poëtisch woord, maar Emine zegt dat het echt om iets anders gaat. Google Translate maakt er ‘polen’ van. Ook fout. Ze belt haar zoon, die dokter is. We bekijken in de tussentijd lachend anatomische afbeeldingen van neuzen. We eindigen met ‘iemand zo missen dat je het kraakbeen in je neus voelt tintelen’.

Dat is hoe erg ik mijn gereedschap, mijn moedertaal, zou missen als ik er niet meer mee zou kunnen schrijven. Misschien wel uit solidariteit, deed ik, gedurende de weken waarin de Schrijfwerkplaats plaatsvond, ook een poging om een vreemde taal te leren. Mijn eigen gestuntel zorgde vooral voor een eindeloze bewondering voor de deelnemers. Zoals voor Yeser die graag elk synoniem van een woord wil bespreken, zodat hij precies weet welke optie het beste past bij wat hij wil uitdrukken. In zijn geval is dat vaak humor; en wrange humor vraagt om de juiste woorden. Zo beschrijft hij zichzelf als een overgebleven snack in een lunchbox van een kleine rugzak, gedragen door de fysiek geworden persoon ‘Oorlog’, die zojuist zijn hele familie heeft opgegeten. Hij zoekt niet naar de grote taal, maar naar de kleine woorden.

Soms vinden we die woorden, soms ook niet. Voor veel woorden zijn er geen één-op-één vertalingen, maar een schrijver is per definitie een vertaler. Een schrijver vertaalt binnenwerelden voor de buitenwereld. Voordat de deelnemers feedback gaan geven op elkaars teksten, bespreken we positieve kwaliteiten die een tekst kan hebben. ‘Origineel’, daar is iedereen het over eens. Maar als ik ‘ritme’ voorstel, zegt de groep dat dat in dit geval geen punt van beoordeling mag zijn. Hoe kun je ritme hebben in een taal die je niet volledig beheerst? Ik pak schrift na schrift, lees passages voor, vind overal ritme terug. Hun moedertaal mag dan wel de taal van hun hart zijn, deze schrijvers vonden ook in een vreemde taal muziek.”

© Amber-Helena Reisig

Vorige
Vorige

Gedicht ‘Komt een ambtenaar bij de dokter’

Volgende
Volgende

Live-gedicht Pijlerbijeenkomst ‘Terug naar de mens’