Uitje

ditmaal is het mijn vader die wacht
en ik laat hem, vraag me af hoe
zijn wachten eruit ziet - ik weet zo
weinig van hoe hij is als hij alleen is

ik vermoed dat hij slaapt zoals hij doet als hij
vermoedt dat ik niet kijk - toen we gescheiden
werden, nam hij me mee naar de film om
uit te rusten, hij leidde een wild leven toen

ik verscheurde de foto’s waarop hij met
andere vrouwen dan mijn moeder stond,
zei dat het een ongeluk was en ongeluk
was het - uren alleen, spelend op de markt

hij op terras het hof makend, hij kuchte
alsof hij ging speechen, toostte met die
grijze Duitse, ik had een gulden, mocht
een appel kopen - voor wie was ik bestemd

vader, moeder: een is dood en de logica ontgaat
me, wat voor schepper maakt de wetten, zwaait
de zeis en bedient zich van de tijd, waar kan ik
me beklagen - ik stap in mijn vaders auto, we rijden

langs de plekken waar mijn moeder was, ik doe alsof
hij haar is, praat over maandverband, menstruele
cyclus, mannen - misschien doet mijn vader soms
ook alsof ik mijn moeder ben en merk ik het niet eens

een winkeldeur rinkelt, zij die niet langer kan
verschijnen, verschijnt en ik naast haar, zestien
jaar, mijn vader met onze winkeltassen, ze
lacht en zwaait, alsof het nooit meer overgaat -

niets ontziend het gaspedaal, ze sterft weer
weg, we zeggen het niet maar zien hetzelfde
dan wijzen we naar de plekken: hier, zegt hij
en daar, zeg ik, weet je nog, zegt hij en ik: ja

In opdracht van Das Mag

Gepubliceerd in literaire tijdschrift Das Magazin

Vorige
Vorige

Schoonheidsideaal

Volgende
Volgende

Wonder